| Dagboek
  van een pelgrim – Week 122 mei t/m 28
  mei 2003 – Van Rolde naar Compiègne   
 | |||||||||||
|  | Maar kom:
  de Vissen spartelen al aan de horizon en de Grote Beer staat al in het
  noordwesten. | ||||||||||
|  | |||||||||||
| 22 mei 2003 Rolde – Assen 7 km - 14°
  Celsius | Zoals het citaat uit
  de Goddelijke Komedie al aangeeft: het is tijd om te gaan. Vandaag is
  de reis officieel begonnen in Rolde. Niet in mijn woonplaats Assen. Hoewel Assen veel moois
  te bieden heeft, moet worden vastgesteld dat zij geen Jacobuskerk heeft. En er is geen betere plaats om een reis naar
  Santiago te laten aanvangen dan juist in een Jacobuskerk. Santiago betekent
  immers Sint Jacobus. In de kerk van Rolde is een grafzerk met daarop drie jacobsschelpen te zien. Een teken dat
  er een oude band is tussen deze Jacobuskerk en die in Santiago.  Volgens de
  overlevering zouden in de Jacobuskerk aldaar de stoffelijke resten van
  Jacobus de Meerdere, één der zonen van Zebedeüs, begraven liggen. Of het waar
  is of niet doet er niet zoveel toe. Het verhaal heeft in ieder geval door de
  eeuwen heen veel mensen op de been gebracht. Het is zoals de Italianen zeggen
  Se non è vero, è ben trovato: ook als het niet waar is, het is toch
  mooi gevonden. | ||||||||||
|  | Zeg
  mij Meester, zeg mij: Is er ooit iemand door eigen of andermans verdienste
  uit deze kring weggegaan? | ||||||||||
| 23 mei Assen - Apeldoorn 149 km - 13º | Afscheid nemen is
  niet eenvoudig, vooral als het voor zo lange tijd is. Maar er is ook de
  opluchting als het eindelijk zo ver is. Niet meer hoeven nadenken over wat
  wel of niet mee moet. Niet meer zoeken naar dingen die beslist mee moeten.
  Alles is ingepakt en met deze zaken zal ik het moeten doen. Tussen Meppel en
  Hasselt kom ik terecht op de Conradweg. Die naam doet voor mijn geestesoog
  een getekend portret van mijn vader verschijnen, dat in de ouderlijke keuken hing.
  Er onder stond de naam van de artiest en verder: “Kamp Conrad, 24 mei 1945.”
  Na de oorlog was mijn vader ingeschakeld als bewaker van de NSB-ers die hier
  gevangen zaten. Een van de gedetineerden heeft de potloodtekening gemaakt in
  ruil voor een pond tabak van eigen teelt. Dat Kamp Conrad moet hier dus
  ergens zijn geweest. Ik kijk of ik iemand zie, die dat kan bevestigen. In de
  wijde omgeving zie ik slechts twee mensen: de eerste zit in zijn auto een
  broodje te eten en de tweede staat verderop gras te maaien. De man in de auto
  is hier onbekend, maar de man met de zeis kan me meer vertellen. “Ja, het
  klopt, hier in de buurt, bij Rouveen, was een kamp waar na de oorlog
  Ambonezen hebben gezeten. En daarvoor NSB-ers!” Vreemd, morgen 58 jaar
  geleden, werd hier een tekening van mijn vader gemaakt als jonge man.  Voorbij Hasselt moet ik de Vecht oversteken. De veerman begroet mij enthousiast: "U bent de
  eerste vreemdeling die ik vandaag overzet". Hij is blij dat hij zijn
  verhaal weer eens kwijt kan aan iemand die het nog niet eerder heeft gehoord. Voorbij Zwolle haal
  ik nog net de laatste veer over de IJssel naar Hattem, vanwaar ik verder
  fiets richtig Apeldoorn. Door een combinatie van rekenfouten, navigatiefouten
  en onoplettendheid wordt de eerste etappe behoorlijk langer dan gepland. In
  plaats van 122 km geeft het tellertje 149 km aan tegen de tijd dat ik in de
  gastvrije woning van Mariëlle en André en kids binnentreed. Een heerlijke
  maaltijd met een goed glas wijn, een goed gesprek en een warme douche doen de
  vermoeidheid ras verdwijnen. | ||||||||||
|  | … dat
  ik de hoop om ooit boven op de heuvel te komen opgaf. | ||||||||||
| 23 mei
  Cromvoirt,  122 km 12º | De fietsdag is niet
  om over naar huis te schrijven. Regen, tegenwind. Op een gegeven moment heb
  ik het gevoel alsof ik zelf slachtoffer ben van een van Dante's macabere
  grappen. Ik word in de buurt van Arnhem een donker woud ingeleid. De regen
  valt gestaag, het water druipt langs mijn nek en mijn rug. Het pad stijgt
  aanmerkelijk voor Drentse begrippen. Het ergste is dat door de aanhoudende
  regen het zandpad veranderd is in een pad van zuigend slik. Het lijkt alsof
  de wielen van mijn fiets zich vastzuigen in de modder. | ||||||||||
|  | Raphèl may amèch zabi almi
  brult de woeste reus | ||||||||||
| 24 mei Londerzeel, 156 km, 14º | Er volgen een paar dagen
  zonder veel bijzonderheden. Ik fiets langs de Frieslandroute over het jaagpad
  van het riviertje de
  Mark. Sluizen om de
  zoveel kilometer geven aan dat de weg gestadig stijgt | ||||||||||
| 25 en 26 mei  Doornik/Tournay 112 km, 18º
  25 mei | Ik fiets langs een
  fietspad over een voormalige spoorweg en later langs het jaagpad van de
  Dender. De route is vlak, slechts de laatste 30 km gaan door heuvelachtig
  gebied. Voorbij Geraardsbergen
  rijd ik bij Deux-Acren ofwel Tweeakkers Wallonië binnen. Als ik
  voorbijgangers aanspreek blijk ik geen Frans meer te kunnen spreken. Als ik
  het probeer komt er Indonesisch uit. Dat leidt tot zinnen als: Pak tolong
  s'il vous plait en vervolgens tot grote verwarring. Ik voel me als de
  reus die Dante op zijn reis tegen komt.  ’s Avonds op de
  camping zijn twee Amsterdamse Jacobgangers gearriveerd. | ||||||||||
|  | Natuur
  liet niet alleen haar kleuren stralen, Zij
  mengde geuren duizendvoudig zoet Tot
  één waarbij geen andere kan halen. Louteringsberg VII, 79ff | ||||||||||
| 27 mei Honnecourt  sur Escaut, 99 km, 18º | Het eerste deel
  vanaf Doornik is een kalme rit langs de Schelde. Een uitzondering is
  de plek waar het jaagpad plotseling ophoudt en ik weer 'n een platten
  krijg. In Vaucelles kom ik langs een ruïne van een toren die al eeuwen
  lang over de pelgrims uitkijkt. In Honnecourt-sur-Escaut vind ik een camping
  aan de oever van de Schelde, achter de kerk. Dat is een
  vertrouwd gevoel. | ||||||||||
|  | Eenmaal
  boven aangekomen bleek ik echter zozeer buiten adem dat ik geen stap meer kon
  verzetten | ||||||||||
| 28 mei  Compiègne | De dagreis begint als
  een rustige tocht met veel heuvels en veel klimmen. Maar na de klim is er
  steevast de beloning van een suizende afdaling. | ||||||||||