Dagboek van een pelgrim – Week 4

12 juni t/m 18 juni 2003 – Van Saint Jean-Pied-de-Port naar Carrión de los Condes

 

Dagboek WEEK 1

dagboek WEEK 2

dagboek WEEK 3

dagboek Inleiding

dagboek WEEK 5

 

 

Toen Karels vrome kruistocht werd gestuit,

door ’t smartelijk teloor gaan van zijn schare,

Klonk Roelands krijgstrompet niet eens zo luid.

Hel XXXI, 16ff

 

12 juni, Espinal

38 km

Vandaag over de Pyreneeën naar Spanje. Het is  een zware klim. De groep pelgrims heeft zich op de gemeente camping van St. Jean-Pied-de-Port uitgebreid tot zes. Met zijn zessen – Gerard en Gerrie, Ria, Hans en Annelies en ikzelf - vormen we min of meer een konvooi, elkaar  bemoedigend. Het is een constante klim van zo´n 27 km. We klimmen door de Valcarlos (Karelsdal), waar Karel de Grote uitrustte op zijn terugtocht na verslagen te zijn door de Moren. Hier hoorde hij het hoorngeschal van zijn dienaar Roeland, die een eind verderop werd aangevallen door de Basken.
Een paar keer fiets ik me volledig stuk. Ik sta dan vooroverhangend over m’n stuur, te dampen als een koe in de regen, die geen poot meer kan verzetten. Maar met stug doortrappen en op zijn tijd even rusten halen we het allemaal. En het geeft veel voldoening om eindelijk na veel inspanning de
Roelandspas of Alto Ibañeta te bereiken op bijna 1100 meter. Het is een goed gevoel om zo´n klim aan te gaan, onzeker over de uitkomst, en dat je het dan samen haalt. Vooraf was er de vraag: “Zou ik het halen..?, Zou ik het niet halen …?” Achteraf blijkt het zelfs meegevallen te zijn.

Hans, Annelies en ik sluiten de dag af in het restaurant van de camping met een maaltijd met een goed glas wijn. Op de menukaart staat gallina. Aan de ober die een beetje Engels kent vraag ik: “What is gallina?” “Gallina is gen”, antwoordt hij. “Gen, gen, what is gen?” zo is mijn reactie. Hij zoekt even naar woorden en geeft als uitleg: “Gen is mother of chicken.”. “Moeder” klinkt me wat te dierbaar in dit verband en ik ga voor merluza (kabeljauw) met een fles Navarra wijn (rood en gekoeld).

 

 

“Kom sta op”, zei mijn meester vervolgens: “de weg is nog lang en moeilijk, en de zon staat alweer halfweg de terts,”

Hel XXXIV, 94-96

 

13 juni, Lizarra/

Estella,

100 km, 29º

De groep van zes is inmiddels weer uiteengevallen. Drie zijn in Roncesvalles gebleven, twee kilometer voorbij de Roelandspas. Daar is een refugio/herberg die wordt bemensd door het Nederlands Genootschap van St. Jacob. Zij blijven daar overnachten. De andere twee en ik zijn nog een paar km. doorgefietst naar de eerstvolgende camping te Espinal.
Vanmorgen ben ik vroeg vertrokken, de andere twee wilden kalm aan doen vandaag. Dus ging ik met de bepakte fiets, met de kampeerspullen om te overnachten, met twee broden en vier liter water als leeftocht voor de dag op weg. De camping ligt op
900 meter hoogte en mijn doel Logroño op 400 meter, dat is in ieder geval al 500 meter afdaling die ik gratis krijg. Stuwkracht en mogelijkheden om vooruit te komen.
Er zijn nog wel twee venijnige klimmetjes van resp. 2 km en 3 km. Daarna volgen voornamelijk afdalingen tot aan Pamplona. Op de hoogvlakte ten
zuiden van Pamplona - die wel hoog is, maar bepaald niet vlak - stijgt en daalt het en houden hoogtepunten en dieptepunten elkaar in evenwicht over een afstand van 12 km. Wel staat er een stevige wind, die ik natuurlijk tegen heb. Het klimmen wordt daardoor nog moeilijker, maar daar staat tegenover dat de afdalingen verfrissend zijn.
Voor Puenta de la Reina nog een klim van 2 km, daarna een heerlijke snelle afdaling waarbij ik met een gangetje van tussen de 40 en 50 naar beneden zoef. Ik geniet zo van deze afdaling, dat ik eigenlijk geen oog heb voor de wereld om mij heen,. Ik had het historische dorpje uitgebreid kunnen bekijken, ik had op mijn rug in het gras kunnen gaan liggen om te luisteren naar het getwinkeleer van de vogeltjes, ik had op dat terrasje een gesprek kunnen aanknopen met een medepelgrim, maar omdat ik dat niet doe gaan deze kilometers snel voorbij.
Op de laatste 20 km naar Estella nog twee keer klimmen, twee hellingen van 7% over resp, 2,5 km en 1 km.  In het laatste stuk is weer sprake van een afdaling.
Een keer kwam ik onderweg voor een opgebroken weg te staan, waardoor ik weer terug moest. Een keer lette ik zelf niet goed op en maakte ik een verkeerde keuze. Ik volgde het bord voor het voetgangerspad, dat na twee km voor een bepakte fiets onbegaanbaar bleek te zijn.
Bij aankomst in Estella (of Lizarra zoals de Basken zeggen) stond het tellertje precies op 100 km.

Ik vond het een zware rit, aan het eind van de dag was ik moe. Ik vraag me af hoe dat komt, want objectief bekeken was zoet en zuur redelijk goed verdeeld. Als ik de hele rit beschouw, blijkt dat ik over 12,5 km moest klimmen. Over een afstand van 12 km hielden klimmen en stijgen elkaar in evenwicht. Dat betekent dat ik over 75 km overwegend kon dalen, het ging mij dus voor drie kwart van de reis voor de wind.
Ook de twee keer dat ik een verkeerde weg nam beoordeel ik niet negatief. Ik kwam op plaatsen waar ik anders niet geweest zou zijn, en ik deed ervaringen op die anders onbekend zouden zijn gebleven. Het was dus een dag die het cijfer 7,5 ruimschoots verdient.
Dat ik het een zware rit vond kwam waarschijnlijk omdat hij te lang was. Als er op 80 km een camping zou zijn geweest, dan zou ik graag zijn afgestapt om mijn tent op de laatste rustplaats van die dag op te zetten en mij ter ruste te begeven. Die mogelijk deed zich echter niet voor.

 

Nu zit ik in Estella (Lizarra) zo maar vier dagen voor op het schema. Ik heb nog niet uitgelegd hoe dat is gekomen. Eén dag heb ik gewonnen omdat de reis zo voorspoedig verliep dat ik een rustdag kon overslaan. Een paar keer moest ik verder fietsen dan gepland doordat campings nog gesloten waren. En over de Pyreneeën heb ik een kortere route genomen over de Roelandspas in plaats van – zoals ik me aanvankelijk had voorgenomen – over de Col de Somport. De Roelandspas is 600 meter lager en bovendien heb ik zo ruim 100 kilometer afgesneden.

 

 

Zie mij, Mohammed, aan: verminkt als geen!

Voor mij gaat Ali, met het hoofd gespleten

van kuif tot kinnebak; hoor zijn geween

Hel XXVIII, 31ff

 

14 juni, Logroño,

50 km

Vandaag voert de tocht langs Viana. In dit stadje tref ik een standbeeld van Cesare Borgia aan, een persoon, die al geruime tijd onderdeel van een hobby van me is. Deze zoon van Paus Alexander VI had veel invloed in de wereld rond 1500. Uiteindelijk is hij als aanvoerder van het leger van Navarra in een slag bij Viana om het leven gekomen. Hij zou begraven zijn geweest onder de trappen van de Santa Mariakerk.
Ik fiets door naar Logroño aan de Ebro, zet de tent op, doe de was en ga nog wat rondkijken in de stad. In de stad staat een Santiagokerk (St. Jacobuskerk). Hoog boven de ingang bevindt zich een indrukwekkend gebeeldhouwd tafereel van
Santiago Matamoros, Sint Jakobus de Morendoder. Het herinnert aan een veldslag die in 944 in de omgeving van Logroño heeft plaats gevonden. De legende verhaalt, dat St. Jacob zelf zich plotseling in de strijd mengde met een groot zwaard en gezeten op een vurige schimmel. Hij gaf de christenen moed en leidde ze naar de overwinning. Een mooi verhaal, maar niet één waar je tegenwoordig in een multiculturele omgeving mee kunt aankomen.

 

 

Zoals een ooievaar, zijn kroost gevoed,

In grote kringen rond het nest blijft zweven..,

Paradijs XIX, 91f

 

15 juni,

Santo Domingo

de la Calzada,

67 km

´s-Morgens vroeg werd ik gewekt door het geklepper van de ooievaars, die in grote getale in het centrum van Logroño nestelen. Om 8 uur had ik alles ingepakt en was ik vertrokken. Het kost wat moeite om Logroño uit te komen. De binnenstad ligt in het uitgaansgebied vol glasscherven, en daar probeer ik met mijn zwaar bepakte fiets tussen door te laveren.
Uiteindelijk lukt het via een onduidelijk netwerk van
wegen, weggetjes en paden de stad uit te komen. Het pad voert door een mooi aangelegd recreatiegebied rond een stuwmeer. Voor fietsers is het pad minder mooi: kuilen, grind en een helling van 9 procent. Voor het eerst moet ik een stuk klimmen met de fiets aan de hand, want op de steile grindhelling slippen de wielen door. Verder gaat het gedeeltelijk langs een stuk snelweg en gedeeltelijk over binnenwegen naar Santo Domingo de la Calzada. Het stadje is gesticht door de kluizenaar wiens naam het draagt. Santo Domingo heeft veel gedaan voor pelgrims die naar Santiago trokken.  Op zijn naam staat een wonderbare uitredding, waarbij een haan en een hen een hoofdrol spelen. Als aandenken daaraan is er een kippenhok in de kathedraal met daarin een witte hen en witte haan.
´s-Avond op de camping blijk ik te zijn ingesloten door een Belgische caravan club. Omdat ze ook vinden dat ze mijn ruimte wel een beetje erg inperken nodigen ze me ter compensatie uit om een heerlijk koel pilsje te komen drinken.

 

 

Als merels doen op warme winterdagen

Louteringsberg XIII, 121

 

16 juni, Burgos,

95 km

Vandaag is het een mooie rit door een prachtig heuvelachtig gebied met uitgestrekte graanvelden, omzoomd door klaprozen, bloeiende brem en wilde rozen. Ondanks de pittige stijgingen is het een rit waarvan ik volop geniet. Wat een rust; het enige dat ik hoor is het gefluit van de vogels,  op momenten dat ik stil sta aangevuld met het gezoem van de vliegende insecten. In de dorpjes waar ik door kom klinkt het geklepper van de ooievaars op de kerktorens mij tegemoet.
In Burgos is nog tijd om de mooie kathedraal te bekijken en om een indruk op te doen van het historische stadje.

 

De mens moet zich tot trager oordeel dwingen,

om niet te zijn als wie de opbrengst telt

Voordat de aren aan het zaad ontspringen.

Paradijs XIII, 120ff

 

17 juni, rustdag

Als ik wakker word, hoor ik mijn Duitse buurman op zijn high tech fiets en zijn ultra light uitrusting zijn bagage al pakken. Ik besluit daarentegen een vrije dag te nemen en me nog eens om te draaien.
Als ik mijn tent uit kom zitten de deelnemers van Sindbad wandelvakanties nog op hun stoeltjes te wachten op het busje dat hun bagage zal meenemen.
In de afgelopen dagen ben ik veel reizigers tegengekomen op weg naar Santiago. Is er een
ware pelgrim aan te wijzen? Ik zou het niet durven, ieder maakt zijn eigen reis en heeft zijn eigen motieven, soms heel duidelijke, soms niet meer dan een vaag vermoeden.

 

-         Daar is bijvoorbeeld de Spaanse pelgrim die ik aantref, dwars over het fietspad liggend in de schaduw van een van de weinige bomen. “Ik kan niet meer” zegt hij. “Mijn bedoeling was om vijf kilo af te vallen en ik heb vandaag 27 km aan een stuk gelopen zonder rust en zonder eten.”

-         Daar is de oudere heer met een klein rugzakje, een slaapzak en een veldfles. Ik tref hem als ik onder het afdak van een benzinestation even sta bij te komen. Hij overnacht in refugios en neemt genoegen met een plaatsje in een slaapzaal tussen zo´n honderd snurkende mede-pelgrims.

-         Daar heb je de twee vrienden die met een "lege" fiets rijden. Hun echtgenotes vormen de hulptroepen voor vervoer van bagage en het koken van het eten.

-         Daar heb je de zojuist vermelde Sindbad wandelaars die met een klein rugzakje aan een nieuwe wandeling beginnen.

-         Daar heb je de reizigers die bepakt en bezakt met zware rugzak of fietstassen er een eer in stellen hun eigen lasten te dragen.

-         Daar heb je de oudere man met zijn vrouw in de caravan. Hij zegt: "Ik zou die tocht ook graag eens willen maken, maar ik kan dat per voet of fiets niet aan. Ik volg nu zoveel mogelijk de route en hoop toch Santiago te bereiken en de stad te bekijken."

 

Voor mij is een kenmerk van pelgrim zijn in ieder geval dat je dingen achterlaat. Of dat nu de oorspronkelijke bedoeling was of een onbedoeld bijverschijnsel, het blijkt dat de last die je meetorst allengs minder zwaar wordt:

 

-         dat begint al bij dingen die je onderweg verliest of vergeet. Op de eerste dag van mijn reis was ik mijn handschoenen kwijtgeraakt, ik heb ze verder niet gemist;

-         reserveonderdelen, die ik uit voorzorg heb meegenomen, zoals een buitenband en remblokjes, moesten worden gemonteerd. De versleten exemplaren konden worden achtergelaten;

-         producten bedoeld voor de persoonlijke verzorging, zoals tandpasta en shampoo, worden gebruikt. Ik ben een enthousiast flosser geworden. Hoewel het  niet veel zoden aan de dijk zet, is het toch een plezierige wetenschap dat elke keer als ik tanddraad gebruik, mijn bagage weer iets lichter wordt;

-         overtollige kledingstukken kunnen worden achter gelaten. Na enige tijd blijkt toch dat je ook met minder kan dan met zeven onderbroeken en drie handdoeken;

-         levensvragen en zorgen overdenk je en geef je een plaats. Daarmee zet je ze als het ware aan de kant van de weg, je hoeft ze niet meer mee te torsen. Symbolisch daarvoor is de steen die ik uit Drenthe heb meegenomen om aan de voet van het ijzeren kruis neer te leggen (zie 22 juli).

 

Terwijl ik dit schrijf komt de buurman vragen of ik een kop koffie wil. Hij heeft wat extra gezet. Overal tref je vriendelijke en hulpvaardige mensen aan, die het toch wel een beetje zielig vinden, zo´n man alleen.

 

 

Gelijk twee duiven, door één wens gevoed,

Hun wijde vleugels in de vlucht geheven,

Die nader vliegen naar het nest zo zoet.

Hel, V, 82ff

 

18 juni, Carrión

de los Condès,

104 km

Het is koud als ik om acht uur uit Burgos vertrek: 12 graden. Het voelt wel eens lekker ter afwisseling. Er staat een koele oostenwind en ook dat is plezierig voor iemand die naar het Westen wil.
Aanvankelijk loopt de route een stukje langs een autoweg, maar al gauw wordt de nationale route onwaarschijnlijk rustig. Het meeste verkeer gaat langs de nieuwe autosnelweg. Sinds de Europese Commissie de Camino de Santiago (het Jacobspad) als europees erfgoed heeft aangewezen wordt er veel geld besteed aan de aanleg van wegen om de steden aan deze route met elkaar te verbinden.
De rit voert door en over
de meseta´s / de hoogvlaktes. Er zijn weinig dorpjes onderweg, de graanvelden zijn uitgestrekt. Het is een aparte belevenis hier als eenzame fietser onder de blauwe hemelkoepel te rijden, zonder andere mensen in de buurt. Later voert de route langs wat zo te zien uitgestorven nederzettingen zijn en gaat de weg door de restanten van de bogen van het San Antón hospital. Niet uitgestorven is Fromista, met zijn prachtige Romaanse San Martin kerk. Ik stop even om de kerk te bekijken, met daarin een mooi beeld van St. Jacob als pelgrim.  en heb geluk, op woensdag is de toegang gratis.
Op het laatste deel van de rit is het landschap zo vlak dat het mij aan de Hondsrug doet denken, maar dan op een hoogte van ongeveer 800 meter.
Op de camping van
Carrion de los Condes ontmoet ik oude bekenden: de twee vrienden met hun volgcaravan en hun vrouwen. Doordat de campings niet dik gezaaid zijn, komen we haast als vanzelf op dezelfde plaatsen terecht.
De Sindbad wandelaars van twee dagen geleden zijn er ook weer. Tegenover één van hen spreek ik mijn verbazing uit over het feit dat ze de 100 km vanaf Burgos zo snel hebben afgelegd. Het blijkt dat ze alleen de hoogtepunten van de route pakken. De afgelopen twee dagen hebben ze twee keer 20 km gelopen, de rest hebben ze per bus afgelegd.
Als ik later terug kom van inkopen doen in het dorp, blijkt mijn tent helemaal omringd te zijn door Sindbad tenten. Hoewel het hele veld leeg is ging er van mijn tentje kennelijk een wervende werking uit. Het gevolg was dat ik vervolgens verplicht was het gekibbel aan te horen van twee oudere heren in de trant van: "als jij niet dit dan hadden we nu niet dat ..."
´s-Avonds in een restaurant ontmoet ik een Belgische fietser, net als ik alleen op pad. Hij fietst heen en terug in twee maanden. De gemeenschappelijke taal verbroedert en we bespreken tal van onderwerpen. Samen komen we tot de conclusie dat 40 dagen of 2 maand wel lang is, met name voor het thuisfront. Voor ons is elke dag nieuw, andere mensen, nieuwe plaatsen, onbekende verten. Voor degenen die thuis blijven is het de routine van alle dag die de tijd extra lang laat duren.
Het wordt gezellig, maar om kwart voor tien zegt hij: “Ik moet gaan, mijn refugio sluit om tien uur precies, als ik niet op tijd ben mag ik er niet meer in.”

In een refugio slapen lijkt een hele belevenis, je moet wel tegen een zaal vol snurkende mensen kunnen, benevens de geur van zweetvoeten en andere niet plesant riekende geuren.

Bovenkant document